Behind the Poetry

Jessy James LaFleur

Jessy James LaFleur, a nomad with conviction, Spoken Word artist, rapper, activist, workshop host and entrepreneur who’s taken a million and one paths around the world over the last 18 years.

Aachen born, East-Belgium raised, she has brought her music and poetry to the stage in more than 30 countries and in 3 different languages (German, French, and English). Dubbing herself a ‘Street Poet’, she travels with ‘Constantine’ and ‘Theodore’ – her two suitcases – from one city to another spreading the beauty of poetry…

//

[Scroll down for the text in Dutch and French.]

Einmal Heimat und zurück

Willkommen im Land, das keins ist, in einer Provinz, die keine Hauptstadt braucht, weil Europa sich hier längst Zuhause fühlt.
Grüne Hügel und endlose Felder, so weit das Auge reicht, umsäumt von Grenzen und doch grenzenlos, liegt ein Unbezahlbarland im regionalen Nirgendwo.
Immer am Rand und doch mittendrin, umgeben von Unterschieden, verschwimmt das Sein mit dem Drumherum, stets vergessen von der Innenpolitik, weil wir zu weit außen liegen. Hier existieren eigene Regeln, eigene Umgangsformen, fremde Worte, die sich in den Alltag mogeln, selbstverständlich mehrsprachig, hier komm ich her, hier wurde ich als Grenzgänger geboren.

Hier lernte ich balancieren auf unendlich vielen Übergängen, hier fühl ich mich verbunden und doch so verloren; Auf Bahnsteigen, die sich von der Natur zurückerobern lassen, an Bushaltestellen, die keinen Bus mehr erwarten.
Wo Wege zu Wäldern mutieren und Straßen im Nichts verschwinden, wo mein Osten zu deinem Westen wird und dein Osten in viel zu weiter Ferne liegt.

Ich sehe deine Umrisse, blicke auf die gleichen Hügel, das selbe Grün, das mit der Abendsonne im Wolkenspiel versinkt, spüre die gleiche Tristesse, die selbe Aufbruchsfantasie. Ich kenne sie aus meiner Kindheit; Die Luft zum Atmen ist meine Heimat, weil sie nirgends so gut riecht wie hier, in deinen Armen,
Ostbelgien mein vertrautes Wiegengebiet, bist nun die Oberlausitz, die erhoffte Zukunftsaussicht. Vergangenheit und Gegenwart verbunden durch eine Autobahn, die sich von einer Himmelsrichtung zur nächsten zieht und so geschichtsträchtig ist, dass sie sich selbst der Asphalt vor Ehrfurcht verneigt.

Zwei geheime Komplizen, die sich vielleicht nie getroffen hätten, verbinden sich nun zu einer Einheit in meinem Herzen, das ohne Mauer und ohne Zollhaus die Strecke von der westlichsten zur östlichsten Stadt überbrückte, nur um herauszufinden, dass beiden Randgebiete identisch sind;
Der einsame Kampf gegen die taubstumme Politik, das anders sein im eigenen Land, das viel zu klein, und doch viel zu groß, die Abwanderung, das harte Perspektivs-Los, und dazwischen noch mehr grüne Hügel und Weite, die für Züge unüberwindbar scheinen.
Abgelegen, aber nicht abgeschlagen.
So tanze ich munter weiter zwischen den bilingualen Fronten, teile mich in zwei Identitäten, aber immer mit dir im Gepäck, stehe ich sicher verwurzelt und nicht auf verbrannter Erde.

Einmal Osten, immer Osten, egal wie weit dieser im Westen liegt, du bist der Bodenschatz und Blumentopf, den ich in meinem Rucksack mit mir führe.
Nur hartnäckige Pflanzen lassen sich so leicht umtopfen wie wir Dorfkinder und bieten auch dem derbsten Sturm die Stirn.
Wir sind keine Minderheiten wir kommen aus dem Land der tausend und einen Möglichkeiten, und auch wenn die sonst keiner sieht, können wir es trotz der Müdigkeit im Inneren spüren, aber weißt du; Manchmal muss man gehen, um dich besser zu verstehen, und riskieren, dass die Wege mich nie wieder zurück in deine Arme führen…
weil ich mich in neuen verloren habe, die sich aber immer noch nach dir anfühlen.

Es ist nicht dein Fehler, dass ich mein schweres Herz in dir zurücklassen musste. Du erinnerst mich an den Menschen, der ich war, vielleicht auch an den Menschen, der ich hätte werden können.
Deswegen stehe ich nicht mehr im hohen Venn, ich erklimme jetzt die Landeskrone und blicke von hier oben auf das gleiche Schicksal, das uns im Herzen eint;
Eine Welt, die uns hämisch unterschätzt und jede Menge Vorurteile.

So liegt die Heimat nie in weiter Ferne, nur die Himmelsrichtung hat sich gedreht. Der Horizont ist immer noch der selbe und es bleibt der gleiche Kampf, den wir führen.
Also klopfe den Schwarzsand ab und richte dich wieder auf mein Lieblingsland. Auch wenn du deine Kinder vermisst, tragen sie dich in ihren Rucksäcken mit und wenn sie sich nach dir sehnen, finden sie auch wieder zu dir zurück.
Weil ein Zurückkommen nie Aufgeben bedeutet und du bist noch lang kein Kosmopolit, weil du in Millionenstädten lebst, du bist nur dann ein Weltmensch, wenn sich alle Aussichten und Ansichten zu einem Bild zusammenfügen.

Wir Grenzgänger haben längst verstanden; Heimat liegt immer am Ende einer Autobahn und wo eine Abfahrt endet, beginnt auch eine Auffahrt, die uns wieder in die Fremde führt, eine Fremde, die sich am Ende des Tages wieder nach Zuhause anfühlt.

//

Heimat retour

Vertaling: Kris Lauwerys & Isabelle Schoepen

Welkom in het land dat er geen is, in een provincie die geen hoofdstad behoeft omdat Europa zich hier allang thuis voelt.
Groene heuvels en eindeloze velden zo ver het oog reikt, Onbetaalbaarland in provinciaal Niemandsland, omzoomd door grenzen en toch grenzeloos.
Altijd aan de rand en er toch middenin, omgeven door verschillen, vervloeit het Zijn met alles eromheen, steeds vergeten door de binnenlandse politiek omdat we aan de buitenrand liggen.
Hier zijn er eigen regels, eigen omgangsvormen, vreemde woorden die binnenglippen in het dagelijkse, vanzelfsprekend meertalige, leven, hier kom ik vandaan, hier ben ik als grensganger geboren.

Hier leerde ik balanceren op oneindig veel overgangen, hier voel ik me verbonden en toch zo verloren; op perrons die zich door de natuur laten heroveren, aan bushalten die geen bus meer verwachten.
Waar wegen wouden worden en straten in het niets verdwijnen, waar mijn Oosten jouw Westen wordt en jouw Oosten veel te ver weg ligt.

Ik zie je contouren, kijk uit over dezelfde heuvels, hetzelfde groen dat onder de avondzon vervloeit met het wolkenspel, ik voel dezelfde tristesse, hetzelfde fantaseren over een nieuw begin.
Het doet me denken aan mijn kindertijd; de lucht die ik inadem is mijn heimat, omdat die nergens zo goed ruikt als hier, in jouw armen, mijn vertrouwde bakermat Oost-België, nu ben je de Oberlausitz, het verhoopte toekomstperspectief. Verleden en heden verbonden door een snelweg die van de ene windstreek naar de andere loopt en zo historisch beladen is dat zelfs het asfalt vol ontzag een buiging maakt.

Twee geheime kompanen die elkaar mogelijk nooit hadden ontmoet worden nu één in mijn hart, dat zonder Muur en zonder douane de afstand van de meest westelijke naar de meest oostelijke stad overbrugde, alleen maar om te ontdekken dat de twee randgebieden identiek zijn.

Het eenzame gevecht tegen de doofstomme politiek, het anders-zijn in eigen land, het veel-te-klein en toch veel-te-groot, het wegtrekken, het onontkoombare gebrek aan perspectief, en tussen dat alles nog meer groene heuvels en weidsheid die voor treinen onoverkomelijk lijken.
Afgelegen maar niet achtergebleven.
Zo ga ik vrolijk door met dansen tussen de tweetalige frontlijnen, splits me op in twee identiteiten, maar altijd met jou in mijn bagage sta ik stevig geworteld en niet op verbrande aarde.

Eenmaal Oosten, altijd Oosten, om het even hoe ver het naar het Westen ligt, jij bent de bodemschat en de bloempot die ik in mijn rugzak met me meedraag.
Alleen hardnekkige planten kunnen zo gemakkelijk als wij dorpskinderen worden verpot en trotseren ook de hevigste storm.
We zijn geen minderheden, we komen uit het land van de duizend-en-één mogelijkheden, en ook al ziet niemand anders die, we kunnen het ondanks onze innerlijke vermoeidheid voelen, maar weet je:
soms moet een mens weggaan om jou beter te begrijpen en het gevaar lopen dat mijn wegen me nooit meer terug in jouw armen leiden…
omdat ik mezelf ben verloren in nieuwe wegen, die toch nog altijd aanvoelen zoals jij.

Het ligt niet aan jou dat ik mijn zware hart in jou moest achterlaten.
Je herinnert me aan de mens die ik was, misschien ook aan de mens die ik had kunnen worden.
Daarom sta ik niet meer in de hoge venen, ik beklim nu de Landeskrone en kijk van hierboven uit over hetzelfde lot dat ons in ons hart verenigt:
een wereld die ons boosaardig onderschat en een hele hoop vooroordelen.

Zo ligt de heimat nooit heel ver weg, alleen de windstreek is gedraaid.
De horizon is nog altijd dezelfde en we voeren nog altijd hetzelfde gevecht.
Dus klop het zwarte zand van je af en richt je weer op, mijn liefste land.
Ook al mis je je kinderen, ze dragen je mee in hun rugzak en als ze naar je verlangen, keren ze ook naar je terug.
Omdat terugkeren nooit hetzelfde is als opgeven, en je bent nog lang geen kosmopoliet omdat je in miljoenensteden leeft, je bent pas een mens van de wereld als alle uitzichten en inzichten tot één beeld samenvloeien.

Wij grensgangers hebben allang begrepen: de heimat ligt altijd aan het eind van een snelweg en waar een afrit eindigt begint ook een oprit, die ons opnieuw naar verre streken voert, verre streken die op het eind van de dag weer aanvoelen als thuis.

//

Le pays que je porte en moi

Traduction : Tatjana Marwinski

Bienvenu dans un pays qui n’en est pas un, dans une province qui n’a pas besoin de capitale, parce que l’Europe s’y sent chez elle depuis longtemps.
Parsemé de collines verdoyantes et de vastes champs qui s’étendent à perte de vue, entouré de frontières mais sans limites, c’est un pays à nul autre pareil au milieu de nulle part.
Toujours en marge et pourtant au cœur de tout, environné de différences, l’Être se fond avec ce qui l’entoure, invariablement délaissé par la politique intérieure, parce que situé trop au bord.
Ce pays a ses propres règles, ses propres usages, des mots étrangers qui se glissent furtivement dans le quotidien, multilingue bien sûr ; c’est de là que je viens, c’est ici qu’est né la frontalière que je suis.

C’est ici que j’ai appris à marcher en équilibre sur un nombre infini de lignes de de partage, c’est ici que je me sens à la fois ancrée et perdue ; sur des quais de gares que la nature envahit, à des arrêts où les bus ont cessé de passer.
Où des chemins se transforment en forêts et où des routes se perdent dans le vide, où mon Est devient ton Ouest et où ton Est se trouve bien trop loin.

Je vois tes contours, je regarde les mêmes collines, le même vert qui s’évanouit dans le jeu des nuages avec le soleil couchant, je ressens la même nostalgie, la même envie de partir.
Je le connais depuis mon enfance; l’air que je respire est ma terre natale, parce que nulle part il ne sent aussi bon qu’ici, dans tes bras, Cantons de l’Est, terre de mon enfance, que je retrouve maintenant en Haute-Lusace, vision d’avenir tant espérée. Le passé et le présent reliés par une autoroute qui s’étend d’un horizon à l’autre, si chargée d’histoire que même l’asphalte s’incline devant elle avec respect.

Deux complices clandestins qui peut-être ne se seraient jamais rencontrés, s’unissent à présent dans mon cœur qui a franchi, sans rencontrer ni frontières ni contrôles, la distance entre la ville la plus à l’ouest et la ville la plus à l’est, pour découvrir que ces deux territoires excentrés sont identiques;

La lutte solitaire contre une politique sourde et muette, le fait d’être différente dans son propre pays, bien trop petit et bien trop grand, l’exode, le dur lot du manque de perspective, et au milieu de tout cela, toujours davantage de collines verdoyantes et d’espaces qui semblent infranchissables pour les trains.
Isolé, mais bien là.
Ainsi je continue à danser joyeusement entre les fronts du bilinguisme, me partageant entre deux identités, mais toujours avec toi dans mes bagages, solidement ancrée dans une terre qui n’est pas brûlée.

L’Est restera toujours l’Est, peu importe où il se situe à l’Ouest, tu es la terre que j’emporte avec moi dans mon sac à dos.
Seules les plantes les plus résistantes peuvent être rempotées aussi facilement que nous, enfants de village, et peuvent affronter les tempêtes les plus violentes.
Nous ne sommes pas des minorités, nous sommes issus du pays des mille et une possibilités, et même si personne à part nous ne les voit, nous ressentons cela au plus profond de nous-mêmes en dépit de la fatigue, mais
tu sais;
parfois il faut partir pour mieux te comprendre et risquer que les chemins ne me ramènent plus jamais vers toi parce que je me serai perdu dans un ailleurs qui pourtant me renvoie à toi.

Ce n’est pas ta faute, si j’ai dû abandonner en toi mon cœur si lourd.
Tu me rappelles la personne que j’ai été, peut-être aussi la personne que j’aurais pu être.
C’est pourquoi j’ai quitté les Hautes Fagnes, à présent je gravis la Landeskrone pour voir s’étendre à mes pieds le même destin qui nous unit dans nos cœurs.
Un monde malveillant qui nous méprise et une myriade de préjugés.

C’est ainsi que la terre natale n’est jamais loin, seule la direction a changé.
L’horizon est toujours le même, ainsi que le combat que nous menons.
Secoue donc le sable noir de tes vêtements et redresse-toi, mon pays bien-aimé.
Quand bien même tu te languis de tes enfants, ils t’emportent avec eux dans leur sac à dos et ils retrouvent aisément le chemin quand ils s’ennuient de toi.
Parce que revenir ne signifie pas abandonner, et que de vivre dans une métropole ne fait pas de toi un cosmopolite, tu ne seras un citoyen du monde que lorsque tes visions et tes convictions ne feront plus qu’un.

Nous les transfrontaliers l’avons compris depuis longtemps ; la terre natale est toujours au bout d’une autoroute et chaque fin est toujours un commencement qui nous conduit vers des terres étrangères, qui pourtant, à la fin du jour, redeviennent le séjour de toujours.

 

 

Would you like to join a Poetry Slam?